W í n k

Programma: Roaring Romantics


Bekijk de teksten van:



Spanisches Liederspiel, Schumann

Duitse teksten van Emanuel von Geibel.

1. Eerste Ontmoeting

Van de rozenstruik, o moeder,
Van de rozen kom ik.
Aan de oevers ginds, bij 't water
Zag ik rozen staan en knoppen;
Van de rozen kom ik.
Bij de stroom, daarginds aan 't water
Zag ik rozen staan, mooi bloeiend,
Van de rozen kom ik, van de rozen.
Zag ik rozen staan, mooi bloeiend,
Plukt' al zuchtend mij wat rozen.

Bij de rozenstruik, o moeder,
Zag ik ook een jongen,
Aan de oevers ginds, bij 't water
Zag ik ook een slanke jongen,
Zag ik ook een jongen.
Bij de stroom, daarginds aan 't water
Zocht naar rozen ook de jongen,
Heel veel rozen nam hij, heel veel rozen.
Met een glimlach plukte de mooiste hij,
Reikte zuchtend mij die roos aan.

5. Het is verraden

Dat je diep van liefde gloeit,
Schatjes1, laat zich licht ontwaren;
Want de wangen openbaren
Wat geheim in 't harte broeit.
Steeds in zuchten weg te glijden,
Steeds te schreien, niet te zingen,
Wakend nachtrust te verdringen
En de zoete slaap te mijden:
Dat zijn tekens van wat gloeit;
Je gelaat doet 't ons ontwaren
En je wangen openbaren
Wat geheim in 't harte broeit.

Dat je diep van liefde gloeit,
Schatjes, laat zich licht ontwaren;
Want de wangen openbaren
Wat geheim in 't harte broeit.
Liefde, geld en 't zorgen zijn
Vaak het moeilijkst te verhelen;
Zelfs bij wie zich niets laat stelen
Komen zij met kracht tevoorschijn.
Wat onrustig binnen groeit
Laat te duid'lijk zich ontwaren,
En de wangen openbaren
Wat geheim in 't harte broeit.

7. Bekentenis

Zo bemin ik u, geliefde,
Dat mijn hart het niet durft wagen,
't Lot één enk'le gunst te vragen,
Zo bemin ik u!

Want als ik te wensen waagde,
Hopen zou 'k ook mateloos;
En als 'k u met hopen plaagde,
weet ik wel - ik maakt' u boos.

Slechts voor één hoef ik niet te schromen,
'k Roep de dood, laat hij maar komen,
Daar mijn hart het niet kan wagen
Om een and're gunst te vragen,
Zo bemin ik u!

(10.) De smokkelaar

Ik ben de smokkelaarskoning,
Weet best respect af te dwingen.
Allen te dollen, mij lukt het,
Schrik, nee, die heb ik voor niemand.
Dus blijf lachen, blijf lachen!

Wie zoekt zijde, rookwaar?
Jazeker, mijn paardje moet rusten,
'k Heb haast, moet haasten, ja haasten,
Zo niet, dan pakt straks mij de wachter,
Dan ben ik daar mooi mee klaar.

Schiet dus op, beste paardje,
Schiet op, mijn vrolijke paardje!
Ach, mijn beste, lieve paardje,
Jij kent de kunst, mij te dragen!

9. Ik word bemind

Laten alle boze tongen
Rustig zeggen wat hen zint;
Wie van mij houdt, die bemin ik;

[Ik bemin en] word bemind.

Nare, nare dingen fluist'ren
Jullie tongen heel gemeen,
Maar ik weet het, die zijn dorstig
Naar onschuldig bloed alleen.
Niets zal mij het kunnen schelen,
Klets zoveel maar als je zint;
Wie van mij houdt, die bemin ik;

[Ik bemin en] word bemind.

Tot geroddel leent slechts hij zich
Die 't aan liefd' en gunst ontbrak,
Daar hij zelf zich voelt ellendig,
En hem niemand mint en mag.
Daarom denk ik dat met liefde,
Hun tot spot, mijn eer begint;
Wie van mij houdt, die bemin ik,

[Ik bemin en] word bemind.

Als ik was van steen en ijzer,
Kon u daar wel van op aan,
Dat ik zeker af zou wijzen
Wat in liefde wordt gedaan.
Maar mijn hart is zacht, het spijt me,
Naar je 't bij ons, meisjes, vindt,
Wie van mij houdt, die bemin ik;
Ik [bemin en] word bemind.